In het publieke en politieke debat lijkt het soms of je alleen maar vóór of tegen marktwerking kan zijn. De vraag is: is marktwerking in het onderwijs nu liberaal of niet?
In het boek Capitalism and Freedom (Friedman, 1962) wordt glashelder opgetekend waarom de markt niet kan zorgen voor goed onderwijs. Friedman geldt als een van de grondleggers van het neoliberale marktdenken en toch doet hij hier harde uitspraken dat de marktwerking hier tekort schiet.
Want, zo schrijft Friedman, als je jouw kind naar school stuurt, komt dat niet alleen jouw kind ten goede, maar de hele samenleving. De school of het onderwijs leidt niet alleen op voor het papiertje als kwalificatie, maar het is veel meer. Vanwege de functies van het onderwijs – naast kwalificatie ook socialisatie en persoonsontwikkeling – (Biesta, 2013) werkt een prijsmechanisme niet en dan kan de markt niet zorgen voor goed onderwijs. Socialisatie en persoonsontwikkeling renderen economisch niet op korte of middellange termijn, dus investeerders in de markt zouden hun handen daar niet aan branden. De maatschappelijke waarde is echter groot.
Bovendien is het onderwijs geen consumptie of louter in rendement te vangen, maar uitgaven aan onderwijs zijn macro-economisch een besparing met investering, gericht op (maatschappelijke) inkomsten in de toekomst.
Het onderwijs is geen koekjesfabriek, maar een prachtige dynamische en complexe omgeving waarin sociale interactie er toe doet. Door die interacties krijgen studenten de kans om zelf verantwoordelijkheid te nemen voor het eigen handelen, een bijdrage leveren als persoon in de maatschappij, te leren zich wapenen tegen een snel veranderende, flexibele arbeidsmarkt. Goed onderwijs versterkt de democratische samenleving waarin ieder zichzelf kan ontplooien. De markt kan daar niet voor zorgen. Onderwijs is in beginsel een continue zorg van de overheid met de kracht van de mensen die dagelijks met onze kinderen werken.