post

Maar maakt het geven van cijfers studenten nu slimmer?

Mij is in 2014 gevraagd een stukje te schrijven voor de alumninieuwsbrief van de RuG Pedagogy and Educational Sciences [link]. Uiteraard moest het iets wat prikkelend zijn. Daarom is het stuk opiniërend opgetikt en roept het -hopelijk – enige gevoelens en gedachten op.

‪Cijfers geven is de poverste vorm van feedback geven. Toetsing moet in dienst staan van het bevorderen van leren. Door alleen cijfers te geven raakt dat uitgehold.‬

Normaalste zaak van de wereld: cijfers geven en cijfers krijgen
Het lijkt voor docenten en studenten de normaalste zaak van de wereld: cijfers geven en cijfers krijgen. Het huidige kabinet juicht centrale eind- en tussentoetsing toe en hoopt daarmee op een ambitieuzer leerklimaat in het onderwijs. Dat vertaalt zich door in het onderwijs. Ondertussen lopen docenten de benen uit het lijf om te proberen met meer toetsen en meer cijfers de toetsgekte en de afrekencultuur het hoofd te bieden. Maar maakt het geven van cijfers studenten nu slimmer? En motiveert het geven van cijfers studenten om zelfverantwoordelijkheid te nemen voor het eigen leerproces?

Input, throughput en output
Momenteel is het enorm populair om alles meetbaar te maken. In een markt hebben producenten feedback nodig over de kwaliteit en de rentabiliteit van processen en producten, en moeten consumenten in staat zijn afgewogen keuzes te maken. Hierom zijn ook in en rond het onderwijs praktij- ken ontstaan om input, throughput en output te kwantificeren. Voor wie niet gewend is te denken in zulk jargon: efficiënt en effectief is een middelbare school wanneer zij het halffabricaat ‘leerling groep 8’ (input) zonder vertraging (throughput) naar een eindexamenpapiertje op gepast niveau (output) loodst. Voor een leerling op het klasniveau geldt hetzelfde. Wanneer een student (input) zonder vertraging (throughput) met een 5.5 of hoger de lessenreeks verlaat (uitput) is hij efficiënt en effectief.

Na het krijgen van een cijfer wordt gelachen of triest gekeken
Het afrekenen op cijfers helpt de ontwikkeling van studenten niet. Het makkelijkste is dit aan te vlie- gen vanuit een reguliere klassensituatie. Want wat gebeurt er als studenten een cijfer terugkrijgen. Het eerste waar studenten naar kijken is hun eigen cijfer. Het tweede is het cijfer van de buurman of de buurvrouw. Dan wordt gelachen of triest gekeken en wordt gewhatsappt naar hun ouders met ‘ik heb het wel’ of ‘ik heb het niet gehaald’. Vervolgens leggen ze de toets aan de kant of tellen de punten in de kantlijn nog even na op fouten van de docent om tot een hoger cijfer te komen. Daarmee richt het cijfer vooral op het ego en niet op waar zij zichzelf kunnen verbeteren. Als docent zou je pas een cijfer moeten geven als een student klaar is met leren. Want zodra de student een cijfer heeft, verliest hij zijn interesse om nog beter te worden.

Feedback
In een aantal Europese landen, zoals Engeland en Finland, is allang bekend dat formatieve evaluatie een zeer effectief middel is om de prestaties van studenten te verbeteren. Formatief evalueren is een manier om studenten zelf kennis, inzicht en vaardigheden te laten ontwikkelen en zelf te sturen op het eigen leerproces. Daarin communiceren docent en student met elkaar over leerdoelen, criteria en leerproblemen. Formatief evalueren en de sociale interactie die daaraan verbonden is kan de motiva- tie van een student verhogen. Het past bij de motivatiestrategie waarin competentie, autonomie en sociale verbondenheid de basisbehoeften zijn voor het leren. Formatief evalueren kan op verschillen- de manieren plaatsvinden, bijvoorbeeld formeel door oefentoetsen of minder formeel door het stellen van de juiste vragen met toepassing van goede feedback.

Versterk de leerkracht
Van docenten vraagt formatief evalueren een hoop veranderingen. Het gaat er niet om dat de docen- ten meer dingen doet, maar juist anders zaken aanpakt. Het stellen van doelen in de lessen, goede (plenaire) vragen bedenken en werken aan nieuwe manieren om formatieve informatie op te doen. Daarin ligt ook direct het ingewikkelde. Het betekent wat in de opleiding van goede docenten en het versterken van de kennis en kunde van zittende docenten. Maar ook in bijvoorbeeld de grootte van de klassen. Nieuwe technologie bieden grote kansen voor het onderwijs, ook op het gebied van forma- tief evalueren.

Het geven van cijfers alle is onvoldoende voor ambitieus leerklimaat
Het voorgaande in overweging nemende kan worden gesteld dat het geven van cijfers onvoldoende is om tot een ambitieus leerklimaat te komen. Het toepassen van formatieve evaluatie is van groot belang, maar is niet iets wat vanzelf gaat. Het onderwijs is daarmee geen koekjesfabriek, maar een prachtige dynamische en complexe omgeving waarin sociale interactie er toe doet. Door die interactie krijgen studenten de kans om zelf verantwoordelijkheid te nemen voor het eigen leerproces en leren zij zich wapenen tegen een snel veranderende, flexibele arbeidsmarkt . De sleutel voor een ambitieus leerklimaat ligt in de scholen en bij docenten. Daar zullen we als maatschappij bij moet aansluiten.

Bovenstaande tekst is overgenomen uit de Nieuwsbrief nr7 2014 van de studies Pedagogy and Educational Sciences van de Rijksuniversiteit Groningen.

post

Ranking de Stars 

Ranglijsten en stickers plakken in het onderwijs

Beleidsmakers en media lijken verslaafd aan ranglijstjes. Of het nu gaat om Nationale Studenten Enquête en U-ranks in het hoger onderwijs, of de cito-ranglijstjes in het basisonderwijs: steeds halen ze de media. De lijstjes worden zelfs gebruikt om beleid op te baseren. Want meten is weten, zo lijkt het. Helaas geldt dat alleen maar als je weet wat je meet. En daar lijken we maar al te graag aan voorbij te gaan.

In één oogopslag zien wat de kwaliteit van de school is
Het is toch prachtig dat je als ouders en als samenleving in één oogopslag kan zien wat de kwaliteit van de school is. Heel snel kunnen ouders zien welke scholen kwaliteitsonderwijs bieden en welke dat niet doen.

Je pakt het etiket dat achterop de verpakking van de school staat en je leest hoe de scores zijn en kunt ze vergelijken met de andere scholen waar dan ook in Nederland. De school met de beste scores wint. Bovendien bevorderen wedstrijden en prijzen een cultuur waarin presteren gestimuleerd wordt.

Je maakt een ranglijst en ziet welke school bovenaan staat en dat wordt dé school voor jouw kind. Bovendien kunnen we dan gelijk die scholen korten op hun budget die twee of drie jaar op rij niet bij de top 20 horen; prachtig toch?

De gemiddelde score van de eindtoets is geen samenvatting van de kwaliteit van de school. Het maken van één landelijke opsomming met de scores draagt bij aan een ranglijstcultuur en leidt tot strategisch gedrag van scholen.

Ranking the Stars
Onderwijs heeft juist niets te maken met Ranking the Stars. Toch zien we het geregeld ranglijsten opstellen en stickers plakken voorbij komen, zoals bij excellente scholen. Die scholen krijgen een predicaat excellent op voordracht van de jury Excellente Scholen. Deze scholen krijgen steeds meer voorrechten, bijvoorbeeld op het gebied van regelluwheid en op het gebied van flexibele onderwijstijden. Zou het kunnen dat regelluwheid en flexibele onderwijstijden juist leiden tot excellente scholen?

Strategisch gedrag door scholen
In het voortgezet onderwijs krijgen kinderen minder kansen door ranglijsten. Scholen laten kinderen sneller afstromen naar een lager niveau om gegevens positief te beïnvloeden en zodoende beter te scoren.

Het is dezelfde discussie als met de cito-toetsen: op zichzelf is er niets mis mee. Maar je ziet in Nederland steeds meer basisscholen zich zijn gaan richten naar die toets. Ook vergrootten we de kans dat scholen zwakke leerlingen gaan weigeren om zo de ranking van hun school te kunnen beïnvloeden.

De nadruk op de positie van Nederland op internationale ranglijsten leidt volgens veel schoolleiders tot een eenzijdige focus op meetbare resultaten. Die eenzijdige focus ‘is gebaseerd op een zeer eenzijdig kindbeeld, namelijk dat van een economische factor’, aldus schoolleiders.

Economisering van het onderwijs
Met de ranglijsten en werking van de markt in het onderwijs gaat scholen meer en meer lijken op bedrijven. Daarmee doen meer en meer economische waarden hun intrede in het onderwijs. De school moet effectief zijn, klantgericht en efficiënt worden gemanaged. We verleren daarmee pedagogische aspecten van het onderwijs. Biesta (2012) schreef hierover: Onderwijspedagogiek wordt onderwijseconomie; en daarmee gaan economische waarden pedagogische domineren. Al eerder schreef ik over dat de markt niet zorgt voor goed onderwijs, daar ga ik nu niet verder op in.

Op korte termijn levert het economisch denken hogere scores op, de gevolgen op langere termijn zijn beroerd. Het betekent dat het gevaar bestaat van nog meer teaching to the test: lesgeven enkel met het doel om zoveel mogelijk leerlingen de toets zo goed mogelijk te laten maken. Om de inhoud gaat het dan niet meer en treedt er een versmalling van het curriculum op, zwakke leerlingen worden uitgesloten en samenwerking tussen scholen gaat meer over in concurrentie ten opzichte van elkaar.

De Onderwijsraad waarschuwt voor de smalle kijk op onderwijs en de segregatie die kan ontstaan als je de betere leerlingen meer in aparte klassen, in top- en plusklassen, gaat opvangen. Mogelijk gaat de prestatie van de ‘top’ erop vooruit, maar het lijkt slecht voor de cohesie. Bovendien kan het excellentie onderwijs leiden tot het opleiding van excellent sheeps. Het voert te ver om daar nu op in te gaan; het boek Excellent Sheeps, the miseducation of the American elite (2014) van William Deresiewicz kan ik aanbevelen.

Met het stickers plakken en opstellen van ranglijsten wordt talent van kinderen en studenten versmald en kan het juist leiden tot minder creatieve en innovatieve leerlingen. Laat staan dat er veelal een belofte ligt dat het excellentieonderwijs als proeftuinen zijn voor ‘regulier’ onderwijs………… Aan die belofte wordt niet of nauwelijks gestalte gegeven.

Wat echt van waarde is….. burgerschap, talent en functies van het onderwijs
Als we een bredere definitie hanteren van talent, krijgen we een heel ander soort onderwijs en bovendien een heel ander soort toetsing. Dan kunnen we recht doen aan meer talenten van leerlingen in het onderwijs. Dan doen we recht aan de knappe koppen èn de gouden handjes. Dan schoffelen we het vmbo niet onder, maar is het onderwijs waar we kinderen begeleiden om basisvaardigheden aan te leren en hùn talent te leren kennen en ontwikkelen.

In de afgelopen tijd is opnieuw aandacht gekomen voor de vraag van het doel van het onderwijs. Op dit moment lijkt het strak sturen en meten van onderwijsopbrengsten nog hoogtij te vieren. Het gevaar bestaat dat we louter meten wat we kunnen meten en dat waarderen i.p.v. het meten wat we werkelijk waarderen. Misschien valt dat wat we waardevol vinden niet (helemaal) te meten. Er is een kanteling gaande gezien de discussies over wat goed onderwijs nu eigenlijk is.

Steeds vaker wordt aangehaald dat we in het onderwijs drie functies kunnen onderscheiden: kwalificatie, socialisatie en subjectwording (oftewel persoonsvorming). De functies moeten in samenhang worden gezien en een bepaalde balans hebben. Een wiskundige formule is hiervoor niet te geven, maar ik zie in het onderwijs een onevenredig gewicht naar de kwalificatie, waarbij de meetcultuur past.

Meer en meer wordt gesproken over burgerschap en bildung in het onderwijs. Bij verschillende collega’s – docenten en andere onderwijsdeskundigen – hoor ik dat we leeruitkomsten moeten gaan ontwikkelen om vervolgens burgerschap en bildung te toetsen. Daar ben ik zeer terughoudend mee. De kans bestaat dat burgerschap of bildung iets verwordt tot een vak i.p.v. het te integreren in ons handelen binnen verschillende contexten. Bovendien geloof ik niet dat je iets als moraliteit zou moeten meten en vervolgens daar een oordeel over hebben: ‘jij bent moreler dan hij is’…

Meer kansrijk lijkt het mij om het gesprek over goed onderwijs te voeren binnen teams van docenten, met ouders en werkvelden. De ruimte moet ontstaan om contexten te creëren waarbinnen leerlingen en studenten kunnen leren zonder dat dit soms echt meetbaar is.

Terug naar het wat en waarom van het onderwijs. Het antwoord heb ik niet, maar de weg van onderwijseconomie lijkt me een doodlopende, schadelijk voor de samenleving en geen recht doen aan talenten van kinderen.

post

De wereld niet slechter achterlaten dan je deze hebt aangetroffen

Aan de vooravond van de klimaattop 2015 in Parijs sta ik even stil bij het klimaatprobleem. Wat ligt de oplossing van het probleem in de weg? En wat is een oplossingsrichting?

De wereld niet slechter achterlaten dan je deze hebt aangetroffen
We zijn in de wereld op verschillende vlakken in de afgelopen decenia vooruit gegaan. Heel lang hebben we gevonden – volkomen terecht – dat je de wereld niet slechter mag achterlaten dan je deze hebt aangetroffen. Dat is heel lang gelukt met een generatie die meer land ontgon, meer kennis vergaarde, op allerlei gebieden vooruitgang boekte, grotere fabrieken neerzette en meer welvaart creëerde. Maar achteruit is termen van milieu en duurzaamheid.

De essentie van ons tijdsbestek is dat je dat niet straffeloos kunt blijven doen, want de aarde is eindig en wat de aarde kan leveren is eindig. Een feit is dat 97% van de wetenschappers die zich bezighoudt met het klimaatprobleem er van overtuigd is dat dit grotendeels door menselijk handelen aan het veranderen is. Dat betekent dat de mensheid een taak heeft om de manier waarop wij met de aarde omgaan te veranderen.

Dat betekent dat 3% deze mening niet deelt. En dat moet je ook serieus nemen. Maar je moet er wel mee oppassen dat je het niet volkomen gelijkwaardig benaderd, want er is nogal een gewichtsverschil in 97% en 3%. Het overgrote deel zegt: “denk er aan, door menselijk ingrijpen is de aarde op een manier aan het veranderen die voor ons schadelijk is, zo niet gevaarlijk”.

Je bent dan toch flink dwaas als je daar niks van aantrekt, omdat de gevolgen zo groot zijn. Maar ook omdat we de morele plicht hebben om een bewoonbare wereld achter te laten.

Is het probleem technisch, wetenschappelijk, economisch en/of politiek?
Als we goed kijken naar de aard van het probleem van klimaatsverandering, dan zie je ten eerste dat het niet een technisch of wetenschappelijk probleem is. We kunnen technisch en wetenschappelijk onwaarschijnlijk veel. Als je iedere dag een overvloed aan energie van de zon naar de aarde krijgt en de aarde zelf met z’n warmte zelf ook vol energie zit, dan is het een peulenschil om dat bruikbaar te maken voor mens. Dus daar ligt het probleem niet.

Is het dan economisch? Er zijn veel kosten-batenstudies gemaakt waaruit blijkt dat de kost voor de baat uit gaat. Voor de eerste 15 jaar kost het je geld, je moet eerst investeren in apparaten die duurzame energie bruikbaar en hanteerbaar maken. Daarna komen de baten en wordt het alleen maar beter. Ook tonen de studies aan dat de welvaart niet wezenlijk achteruit gaat, hooguit leidt het tot een kleine stagnatie. Het geeft veel werkgelegenheid. Het is daarom economisch ook oplosbaar.

Waarom lukt het dan niet om het klimaatprobleem aan te pakken? Omdat het probleem politiek van aard is. En dan is politiek belangenbehartiging, politiek is wat het voor groepen mensen betekent en omgaan met de weerstand die dat oproept. En we leven in een wereld waarin steeds meer signalen zijn dat de kapitaalaccumulatie bij weinigen zo groot is; heel weinig mensen bezitten heel veel van het kapitaal van de wereld. En die individuele mensen en ook bedrijven hebben er belang bij om het de houden zoals het is, namelijk een situatie waarin ze al dat kapitaal kunnen vergaren. Daar zal je eerst iets aan moeten doen om iets te kunnen veranderen. De weerstand is groot en de macht van mensen met het kapitaal is erg groot.

Politiek verliest greep op wat gedaan moet worden
Wellicht is het zo dat de besluiten hoe langer hoe meer niet meer door de politiek worden genomen, maar door de mensen die het kapitaal beheren. De economie is altijd wel leidend geweest, maar steeds meer lijkt het kapitaal beslissend te zijn voor besluiten die eigenlijk democratisch door politici genomen moeten worden. Dan verliest de politiek de greep op wat eigenlijk gedaan zou moeten worden. Dat vind ik gevaarlijk en onjuist. Onjuist en gevaarlijk, wat dan wordt dus niet meer gedaan wat noodzakelijk is.

De markt en bedrijfsleven heeft de innovatiekracht die de overheid niet of nauwelijks heeft. Dit ontslaat de overheid – lokaal, regionaal, nationaal en mondiaal – niet van het feit om (politieke) lef te tonen.

Vrijwel alle klimaatconferenties mislukken. Wel wordt er een klein beetje voorgang geboekt en dat wordt dan opgeblazen tot iets groots. Het lijkt er ook hier op dat de politiek niet in staat is om kapitaal wil te overrulen. Versta me goed, ik ben een liberaal die vind dat de politiek zich de macht niet mag laten ontnemen en die vind dat overheden hun verantwoordelijkheden niet mogen laten ontglippen. Want ze moeten klein zijn en machtig en doen wat nodig is voor deze samenleving. Ze moeten zich verantwoordelijk stellen voor de toekomst. Wie anders kan dat. Bedrijven moeten winst kunnen maken maar het is de politiek die zich verantwoordelijk moet voelen en stellen voor toekomstige generaties als de huidige generatie niet meer in staat is om de wereld beter achter te laten zoals je hem het aangetroffen.

Maar wat moet de politiek dan doen?
Eigenlijk is het vrij eenvoudig. Voer het simpele principe in de-vervuiler-betaalt. Alle negatieve effecten die door een bepaald product de wereld in gaan worden in de kostprijs mee berekend. De subsidies op fossiele energie – die vele malen hoger zijn dan duurzame energie – daar stoppen we mee.

Met de-vervuiler-betaalt zorgen we voor een gelijk speelveld voor fossiele en duurzame energie. Ik ben voor subsidie op zonnepanelen en dergelijk, maar het lijkt me een nog beter idee en een heel grote stap als we het principe de-vervuiler-betaalt rigoureus toepassen op kolen en gas etc.

Politiek zijn we zelf
De politiek zijn we zelf. We krijgen politici die we verdienen. We kiezen politici en stemmen op politieke partijen. Daarmee kunnen we invloed uitoefenen om de politiek een bepaalde richting op te duwen. Het blijkt dat het gevoel van urgentie nog tekort schiet bij onszelf.

Als ouders een kind krijgen, dan hebben ze alles meteen voor het kind over. Moeten ze naar Amerika naar een arts vliegen, dan vliegen ze naar Amerika. Moet het kind een ingerichte kamer hebben, dan zorgen ze daar voor. Wat ook van groot belang is voor het kind is dat als hij 30 jaar is op een leefbare aarde vertoeft. Dat dringt onvoldoende tot ons door. We denken het kind moet nu eten, nu veilig zijn, nu een goede oplossing krijgen en nu prettig hebben.

Op het gebied van bewustwording moet dus veel gebeuren. Ieder die al overtuigd is en het probleem begrijpt, moet bijdragen aan de discussie; wetenschappers, inwoners, ondernemers, verenigingen en stichtingen.

Klimaatvluchtelingen
In 2015 is het fenomeen oorlogsvluchtelingen een grote uitdaging voor de wereld, met name Europa. Een andere stroom vluchtelingen is minder bekend, maar zeker niet minder en is groeiende; klimaatvluchtelingen. Op verschillende plaatsen in de wereld vluchten heel veel mensen voor de gevolgen van de klimaatsverandering. Al miljoenen mensen in Bangladesh vluchten van het zuiden van het land naar noordelijk steden. Het zeewater rukt op en overspoelt het land. Het zilte land is niet meer te gebruiken en het land is zo nat dat wonen onmogelijk is. Mensen trekken weg naar de steden waar grote werkloosheid heerst en huisvesting onbeheersbaar wordt.

Gebieden in Afrika worden droger en droger. Nu al ontvluchten Afrikanen delen van hun land en zoeken hun heil ergens anders, zoals in Europa. Zeer begrijpelijk, hoewel het mensen pijn doet om eigen land noodgedwongen te verlaten.

Mogelijk moeten er een sterke toename van het aantal rampen komen om de boel een versnelling te geven. Nu gebeurt het op relatief grote afstand, Afrika en Bangladesh. Als de rampen dichter bij huis zijn en onszelf betreffen wordt het echt. Ik mag hopen dat het aantal rampen beperkt blijft.

post

Kleine scholen en krimp in Drenthe

Krimp als kans voor Drents onderwijs. Onlangs mocht ik ’t woord voeren namens D66 Drenthe in provinciale staten.

Ontwikkeling van kinderen als meetlat
Het onderwijsbeleid van scholen, besturen en de overheid kan maar langs één meetlat gelegd worden: wat betekent dit voor het kind, de leerling, de student? Als de plannen kansen en ontwikkeling van kinderen versterken is het goed. Anders niet. In de problematiek van krimpregio’s en de kleine scholen dient dus het belang van het jonge kind voorop te staan. Dat kind is gebaat bij een goede school, die kwaliteit en maatwerk kan waarborgen.

Kwaliteit als leidend principe
In de afgelopen decennia hebben wij in het onderwijs steeds een ontwikkeling van groei meegemaakt. Dat was voor de scholen een meer eenvoudige ontwikkeling dan de ontwikkeling waar we nu voor staan, namelijk krimp en dalende aantallen leerlingen. Een daling betekent niet alleen financieel, maar ook onderwijskundig een enorme opgave voor scholen. Wat betreft onze fractie is kwaliteit het leidende principe.

Kleine scholen kwetsbaar
Kleine scholen kunnen meestal minder goed inspelen op verscheidenheid in leerlingen, die door de invoering van Passend Onderwijs verder toeneemt. Voor kleine scholen is het vertrek van een goede, ervaren leerkracht ingrijpender; ook is het moeilijker om leerkrachten van elkaar te laten leren, want er zijn immers hooguit enkele leerkrachten werkzaam op een kleine school. Dit zijn ontwikkelingen die zich de komende jaren versneld zullen gaan voordoen in het basisonderwijs en die vaak uitstekende kwaliteit van deze scholen kwetsbaar maakt.

Onderbouwde aanpak en vertrouw op gemeenten en schoolbesturen
D66 vindt dat schoolbesturen en gemeenten prima zelf in staat zijn om tot een opheffingsnorm te komen, maar dan is een onderbouwde aanpak wel vereist. Ook is tijdig met elkaar om tafel zitten van belang. Wat de D66 betreft, moeten eventuele prikkels de juiste kant op werken, en daar zijn er twee van: de laatste school in een dorp moet overeind kunnen blijven als dat redelijkerwijs kan en samenwerking moet gestimuleerd worden. Daarbij moet ook fusie tussen openbare en bijzondere scholen mogelijk zijn.

Verwachting van gemeenten en gemeenteraden
Onze fractie ziet voorbeelden in het onderwijsveld waarin samenwerking fantastisch wordt opgepakt, maar we zien ook nog steeds voorbeelden waarin scholen met de ruggen naar elkaar toe gekeerd staan. Men kijkt soms met een schuin oog naar de ander en denkt: ach, als de ander omvalt, dan komen de leerlingen vast bij mij en dan red ik het wel. Wij verwachten van gemeenten dat zij daar proactief in acteren en dat gemeenteraden daar toezicht op houden.

Bereikbaarheid bij krimp van groot belang
Als een school wordt opgeheven willen we dat er een plan is voor de bereikbaarheid en daarbij regionaal gekeken wordt. Hoe het vervoer vorm moet krijgen dat is aan gemeenten in overleg met ouders en scholen. Daarbij is het onverstandig om één soort leerlingenvervoer voor te schrijven.

Krimp als kans
Krimp wordt vaak gezien als een probleem, maar het biedt ook kansen. In veel krimpgebieden wordt nu al gezocht naar creatieve oplossingen om bijvoorbeeld meer samen te werken met andere scholen, met de kinderopvang of met andere instanties, om maatwerk te bieden in kleine klassen met digitaal onderwijs. Kleine scholen kunnen ook een bron zijn van nieuwe ideeën. Krimpgebieden als ons Finland, dat is het beeld dat ik daarbij krijg. Het moet kunnen.

Gepubliceerd op de site van D66 Drenthe: https://drenthe.d66.nl/2015/11/04/kleine-scholen-en-krimp-in-drenthe/

Rekentoets… Teaching to the test

Rekentoets… Teaching to the test

Het is een toets die gebaseerd is op dubieuze en onbeproefde referentieniveaus, die beslissend is voor zakken of slagen, die leidt tot teaching to the test, die een feest is voor dure trainingsbureaus waarvan slechts de betergesitueerden gebruik kunnen maken en die funest is voor juist de kwetsbaarste leerlingen. Kortom, het is een toets die bemoeilijkt dat leerlingen beter leren rekenen, in plaats van dit te bevorderen.

Dit schooljaar krijgen leerlingen voor het eerst te maken met de rekentoets, al telt hij nu nog niet mee voor het eindexamen. Alle leerlingen moeten hem maken, dus ook leerlingen die geen wiskunde in hun pakket hebben. Het niveau voor vmbo is referentieniveau 2F, voor havo/vwo 3F. De toets is opgesteld door het Cito.

Resultaten voortgezet onderwijs Hoogeveen

Hieronder zijn de resultaten van de rekentoets 2014 gepresenteerd van de twee VO-scholen uit Hoogeveen. De cijfers zijn gebaseerd op data van OCW/DUO (bron Rijksoverheid.nl)

Schermafbeelding 2015-05-06 om 15.52.38